Een kattenspuit voor insuline geven
Richtlijnen voor insuline-injectie
Insuline moet subcutaan of onder het oppervlak van de huid worden afgeleverd. In tegenstelling tot vele andere injecties die uw kat zou kunnen krijgen, dient u insuline niet rechtstreeks in een ader of een ander deel van zijn lichaam te injecteren. De meeste dierenartsen raden aan de insuline in de nek van uw kat te injecteren. Dit is het gebied rond zijn schouderbladen, en ook de plaats op zijn lichaam waar een moederkat hem zou kunnen oppakken en hem in zijn mond zou kunnen dragen als hij een kitten was. De reden voor het selecteren van dit gebied is dat het niet erg gevoelig is en dat katten gewend zijn aan wat ongemak in dat deel van hun lichaam.
Om uw kat te injecteren, moet u eerst zorgen dat u de juiste dosering krijgt en dat uw injectie overeenkomt met het schema dat uw dierenarts heeft uiteengezet. Het handhaven van de bloedsuikerspiegel kan een moeilijke taak zijn en het is cruciaal dat u alle richtlijnen voor de bezorgmethode en -schema volgt. Zodra u hebt vastgesteld dat uw dosering correct is en dat u op het juiste moment medicijnen aan uw kat levert, laat u uw vingers op zijn rug en naar zijn hoofd lopen totdat u zijn schouderbladen vindt, net onder zijn nek.
Knijp voorzichtig een klein stukje huid op zijn schouderbladen en trek voorzichtig de flap weg van de bladen om een kleine holte te creëren. Til zijn vacht op zodat je gemakkelijk de huid van je kat kunt zien. Plaats de naald van de spuit snel en voorzichtig een paar millimeter in de flap van de huid en druk op de zuiger aan het uiteinde van de spuit om de insuline-injectie af te geven. Strijk de vacht van je kat glad en zorg dat hij comfortabel zit.
Het toedienen van insuline aan het verkeerde deel van het lichaam van uw huisdier kan schadelijk zijn. Als u twijfelt over uw injectietechniek of -mogelijkheden, probeer dan niet om uw kat een injectie te geven. Bezoek in plaats daarvan meteen een dierenarts voor een demonstratie en verdere instructie.