Hondsdolheid Vaccinprogramma's onderzocht
Aanbevelingen van de American Animal Hospital Association
In 2003 heeft de American Animal Hospital Association (AAHA) aanbevolen om elke 3 jaar kernvaccins te geven. Deze vaccins omvatten rabiës, hondenparvovirus, hondenziekte en adenovirus. Inentingen tegen rabiës moeten mogelijk elk jaar worden gegeven op basis van lokale vergunningsvoorschriften. De eerste hondsdolheidinjectie moet worden gegeven tussen de leeftijd van 3 tot 6 maanden met een booster-injectie gegeven op 1 jaar. De frequentie daarna is afhankelijk van de lokale wetgeving.
Vaccinopties
Aangezien het wetenschappelijk onderzoek is voortgezet, werd vastgesteld dat het rabiësvaccin mogelijk wel 3 jaar of langer effectief zou zijn. De duur van de effectiviteit kan worden beïnvloed door factoren zoals leeftijd, gezondheidstoestand en blootstelling aan het virus, dus het is het beste om de frequentie van vaccinaties te bespreken met een dierenarts, op basis van de individuele hond. Huidige opties zijn onder meer:
- Jaarlijks worden injecties subcutaan toegediend tussen de schouderbladen voor opname in het systeem of intramusculair in de achterste dij van de hond.
- Booster-injecties om de 3 jaar worden meer een standaardpraktijk. Injecties worden subcutaan of intramusculair toegediend, zoals bij de jaarlijkse injecties.
Huidig onderzoek naar hondsdolheid Vaccins
Orale rabiësvaccin wordt momenteel bestudeerd voor de effectiviteit van in het wild levende populaties vossen, stinkdieren en wasberen. Veldstudies zijn uitgevoerd sinds 1990 en tot nu toe is het orale vaccin niet goedgekeurd voor gebruik bij huisdieren.
Er loopt momenteel een Rabies Challenge-studie aan de Veterinary Medical School van de University of Wisconsin. Gelijktijdige studies van 5 jaar en 7 jaar zijn aan de gang om de lange-termijnduur van het rabiësvaccin te bepalen en mogelijk de aanbevelingen voor vaccinatie te wijzigen.
Aandachtspunten bij rabiësvaccins
De afgelopen jaren zijn hondenbezitters bezorgd over het aantal bijwerkingen dat hun huisdieren hebben gehad op het rabiësvaccin. Of de gelokaliseerde zwelling op de injectieplaats of zwelling van het gezicht veroorzaakt, de verschillende bijwerkingen veroorzaken zorg. De veterinaire gemeenschap heeft gereageerd door te kijken naar de langetermijneffectiviteit van het rabiësvaccin en andere kernvaccins en hun aanbevelingen voor de frequentie van vaccinatie te wijzigen. Lokale voorschriften zijn trager geweest om deze wijzigingen aan te brengen, zodat de hondeneigenaar moet vaccineren volgens de lokale licentievereisten.
Voortdurende preventieve hondsdolheidentoedieningen tegen hondsdolheid zijn een noodzaak bij de bestrijding van dit dodelijke virus. Hoewel de vaccinatie een verscheidenheid aan bijwerkingen kan veroorzaken, waaronder zwelling, misselijkheid of huidaandoeningen, biedt het wel bescherming tegen rabiës bij honden, waarvoor geen genezing bestaat. Om te bepalen wat het beste is voor de individuele hond, bespreek de beschikbare immunisatieregimes met een dierenarts.