Kunnen katten kleur zien?
Omdat er geen vorm van tweerichtingscommunicatie is met katten, kan het soms moeilijk zijn om te bepalen watkatten zien.De enige manier om het zicht van katten accuraat te beschrijven, is om het oog feitelijk te onderzoeken met de moderne wetenschap als een hapering. En hoewel de meeste kattenbezitters graag willen geloven dat hun kat het vermogen heeft om ze helder en in kleur te zien, werd de kat eenvoudigweg niet gevormd om op die manier te bestaan.
Nu de medische wetenschap is ontstaan, is er meer informatie dan ooit die ons precies kan vertellen wat katten zien en waarom ze slechts een beperkte hoeveelheid kleur kunnen zien.
Oogwet
Het belangrijkste deel van het oog dat verband houdt met kleur is het netvlies. Het netvlies is een uitlaat van zenuwen die zowel kegels en staven bevat. De kegels werken door licht in te nemen en de afbeeldingen in kleur te veranderen. Die boodschap wordt vervolgens naar de hersenen gestuurd en het concept van kleur wordt gerealiseerd. Staven daarentegen nemen het licht van het oog en contrasteren het beeld in zwart en wit.
De theorie dat katten kleuren kunnen zien, houdt rechtstreeks verband met de hoeveelheid kegels en staven die in het netvlies aanwezig zijn. De moderne wetenschap heeft echter onlangs kunnen vaststellen dat katten een veel grotere hoeveelheid staven in het netvlies hebben dan kegels.
Wat dit betekent is dat omdat katten wel kegels in het netvlies hebben, ze wel enig vermogen hebben om kleur te zien. Ter vergelijking: kegels in het netvlies van katten maken slechts ongeveer 20% uit. De andere 80% bestaat uit staven. Dit betekent dat de mogelijkheid om kleuren te zien bestaat, maar de mogelijkheid om kleuren te onderscheiden bestaat waarschijnlijk niet.
Het belang van de ogen
Van zodra de geschiedenis van de kat kan worden getraceerd, zijn katten altijd jagers geweest. Ze leefden en overleefden in de wildernis door 's nachts te jagen en zichzelf gedurende de dag verborgen te houden. De ogen waren een grote troef omdat ze 's nachts in veel helderdere contexten konden zien. Dit was essentieel voor hun overleving.
Het is belangrijk om te begrijpen dat het vermogen om kleur te zien nooit een noodzaak was voor het voortbestaan van de kat. In een donker en bosrijk bos had de kat een beperkt kleurgebruik; alleen felle contrasten waarmee hij met succes zijn prooi kon jagen.