De 7 soorten vaccins voor honden
1. Monovalente vaccins
Dit zijn vaccins die bescherming bieden voor één ziekte tegelijk. Het rabiës-vaccin is een goed voorbeeld. Alleen het hondsdolheidvirus tegen rabiës wordt in dit vaccin aan de vloeistof toegevoegd.
2. Multivalente vaccins
In een multivalent vaccin worden verschillende bacteriële of virale agentia aan de vloeistof toegevoegd die de hond zal inslikken. Soms worden tot 8 of 9 ziekten in één vaccin behandeld. Er is meestal een kernvaccin, zoals Duramune dat beschermt tegen 4 van de meest voorkomende hondenvirussen in één.
3. Modified Live Vaccines (MLV)
In deze vaccins worden levende virusdeeltjes gebruikt die veilig zijn voor de hond. De deeltjes zijn in een laboratorium veranderd zodat ze nog leven, maar de ziekte niet kunnen produceren. De virale agentia zullen zich echter eenmaal in het dier reproduceren. Dit helpt de immuunreactie van het dier teweegbrengen zonder een uitbraak van de infectie teweeg te brengen. Een voordeel van dit type vaccin is dat het de antilichamen van de hond veel sneller en in grotere hoeveelheden stimuleert.4. Gedode vaccins
Bij dit type vaccin worden de daadwerkelijke virussen of bacteriën gedood en vervolgens in de vloeistof gebracht. Ze kunnen zich onmogelijk vermenigvuldigen in het lichaam van het huisdier. Aldus worden meer van de deeltjes geïntroduceerd in de hoop dat ze de immuunrespons triggeren. Er zijn ook chemicaliën toegevoegd om het proces te helpen. Het nadeel hiervan is een verhoogd risico dat de hond een allergische reactie ontwikkelt.
5. Recombinante vaccins
Bepaalde antigenen op infectieuze organismen stimuleren een grotere antilichaamrespons dan andere. In een recombinant vaccin splitst een laboratoriumtechnicus de genen van het virus op en isoleert de delen die de beste immuunrespons zullen produceren. In dit vaccin is het hele virus niet aanwezig, wat de veiligheid voor het dier schept.
6. Injecteerbare vaccins
Sommige vaccins worden geïnjecteerd in de spier van de hond of onder zijn huid. De eerste wordt intramusculair en de tweede subcutaan genoemd. Sommige vaccins kunnen in beide gevallen worden toegediend, maar het rabiësvaccin moet bijvoorbeeld intramusculair worden toegediend. In elk injecteerbaar vaccin moeten de ogen, neus en mond worden vermeden.